Alpita de Jong. Een weinig alledaagse voornaam en de meest voorkomende achternaam die je maar kunt bedenken.
‘Alpita’ is samengesteld uit twee Friese voornamen die langzamerhand een beetje exotisch zijn geworden: Aaltje (spreek uit: Aaltsje) en Pietertje (spreek uit: Pietertsje). Zo heetten mijn beide grootmoeders.
Toen ik in 1962 als Aaltje Pietertje werd gedoopt en als roepnaam Alpita meekreeg, wist ik nog niet dat de Friese en Italiaanse taal belangrijke elementen in mijn werkende leven zouden worden. Het Fries is mij van jongs af aan meegegeven. Hoewel ik in de Randstad opgroeide, in een Nederlandstalige omgeving, sprak ik met mijn ouders, broers en zussen Fries. En nadat ik op school Nederlands had leren lezen, leerde ik mezelf thuis Fries lezen. Sinterklaas zorgde jaarlijks voor een bundel Friese volksverhalen van Ype Poortinga.
Ik studeerde in Leiden Nederlandse taal- en letterkunde (kandidaats), Algemene Literatuurwetenschap (doctoraal), en volgde een aanvullend programma Italiaanse taal- en letterkunde. Mijn interesse in de letterkunde van de andere grote Europese talen groeide gestaag.
Het Fries als literaire taal kwam pas goed in beeld toen ik het verhaal Il pinguino senza frac van de Italiaanse schrijver Silvio d’Arzo las en zin kreeg om dat verhaal in het Fries te vertalen. Ik verdiepte me gedurende enige tijd in de geschiedenis van het Fries en de Friese letterkunde, en publiceerde hierover in Nederlandse en Friestalige tijdschriften. In 2000 publiceerde ik zowel een bundel Italiaanse verhalen in Friese vertaling als een historische bloemlezing van Fries proza in het Nederlands.
In 2001 begon ik aan de Universiteit van Amsterdam een onderzoek naar de correspondentie van de Friese taalgeleerde en schrijver Joost Hiddes Halbertsma (1789-1869) met andere Europese taalgeleerden. Ik richtte me daarbij op hun ideeën over taal en taalstudie en de samenhang van deze ideeën met de politieke en maatschappelijke situatie in de diverse Europese landen en regio’s in het begin van de negentiende eeuw. Dat onderzoek resulteerde in een proefschrift dat in 2009 verscheen onder de titel Knooppunt Halbertsma bij uitgeverij Verloren in Hilversum.
De cultuurhistorische aspecten van het onderzoek (ontwikkelingen op politiek, wetenschappelijk en godsdienstig terrein, biografische omstandigheden, regionale economische en bestuurlijke verhoudingen…) gaven mijn belangstelling voor letterkunde en literatuurtheorie een nieuwe impuls. Dat had zijn weerslag op de colleges die ik tijdens mijn aanstelling als onderzoekster aan de UvA heb gegeven.
Ondertussen bleef Joost Halbertsma als schrijver van vermakelijke maar uiterst (maatschappij)kritische opstellen en Friese verhalen en gedichten mij bezighouden. Ik wilde een biografie schrijven waarin ik zowel het leven en werk van deze opmerkelijke man als de verwevenheid van de negentiende-eeuwse letterkunde met maatschappelijke ontwikkelingen zou kunnen laten zien. Ik schreef een ontwerp voor zo’n biografie en kon in het najaar van 2010 met een werkbeurs van het Nederlands Letterenfonds aan de slag. In 2018 verscheen Joost Halbertsma (1789-1869) Triomfen en tragedies van een uitmiddelpuntig man bij Uitgeverij Louise in Grou.
In die jaren werkte ik freelance als letterkundige voor verschillende letterkundige instellingen. En dat doe ik nog altijd. Ik schrijf essays en artikelen op het gebied van de letterkunde en cultuurgeschiedenis, geef lezingen en organiseer gesprekken en symposia. Van tijd tot tijd vertaal ik ook, en treed ik op als vertaalcoach.
Bij Projecten & publicaties vindt u meer over mijn projecten op het gebied van schrijven, lezen en vertalen.
Alpita